Integral Mission – het geheel als uitgangspunt

ZESTIEN JAAR GELEDEN KWAM ANDRÉ JANSEN VANUIT ZUID-AFRIKA NAAR NEDERLAND OM ALS PREDIKANT TE WERKEN IN DE GEMEENTE VAN AALSMEER. DE CHARME VAN DE ZUID-AFRIKAANSE TAAL IS NOG GOED TE HOREN EN HET IS OOK DE TAAL WAARIN HIJ IN 2015 PROMOVEERDE OP HET ONDERWERP ‘INTEGRAL MISSION’. ANDRÉ KREEG IN 2011 HET VERZOEK OM DIT ONDERZOEK TE DOEN TOEN HIJ NET PREDIKANT WAS IN WOERDEN. “EEN ONDERWERP DAT MIJ OP HET HART WAS GESCHREVEN” ZO INTRODUCEERT HIJ ZIJN PASSIE VOOR GODS MISSIE VOOR DE KERK. 

DOOR: JOANNE BOS

‘Integral mission’ of een ‘holistische kijk op zending’, zijn termen die ik tegenkwam bij de voorbereiding van dit gesprek. Is hier niet een meer alledaagse term voor?

Het is ons niet gelukt om een meer beschrijvende uitdrukking te vinden in de Nederlandse taal, omdat het fenomeen in Nederland nog in de kinderschoenen staat. Integral mission gaat over de manier waarop de zending of de missie van God benaderd wordt. Deze bestaat niet uit los te koppelen onderdelen, maar het Woord en de daden hangen onlosmakelijk samen. Zo zou er ook mee om moeten worden gegaan; holistisch: het geheel in acht nemen. In het Grieks heeft het woordje ‘en’ meerdere betekenissen. In het Nederlands is het vooral een optelsom, maar het kan ook gelezen worden in de zin dat het ene leidt tot het andere zoals dopen en belijden. Woord en daad vloeien volgens de Bijbel ook in elkaar over en zijn niet van elkaar te scheiden. Integral mission is dus een manier van denken en leven vanuit het geheel van de Bijbel.

Wat houdt deze visie op zending dan precies in?

Laat ik eerst zeggen dat integral mission niet alleen om zending gaat. Er zou geen verschil moeten zijn tussen een ‘gewone’ gemeente en de zending, wat dit betreft. In mijn onderzoek heb ik het wel toegepast op zending, maar feitelijk is het bruikbaar voor ieder individu en elke gemeente. Om in mijn proefschrift het begrip integral mission uit te werken, bestaat het onderzoek uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Eerst ben ik opzoek gegaan naar de grote lijn in de Bijbel. Van Genesis tot Openbaring, van schepping tot herschepping gaat het over God. De Bijbel laat dus zien waar God mee bezig is. In mijn onderzoek noem ik dat de Missio Dei, de missie van God. Door met deze bril op de Bijbel te lezen, kwam ik bij vijftien sleutelbegrippen uit waaronder: gerechtigheid, armoede, vrede en bediening. Er zijn in de Bijbel veel meer dan vijftien sleutelbegrippen aan te wijzen, maar voor mijn onderzoek heb ik een selectie gemaakt. Al deze woorden zeggen iets over God, de schepping, Jezus Christus, Heilige Geest en Gods doel met de kerk. God heeft de schepping gemaakt, Hij is door Jezus en de Heilige Geest bezig met de herschepping en geeft de kerk hierin een taak. De sleutel om te ontdekken wat die missie voor de zending betekent, is het in deze volgorde stellen van de waarom, wie, wat en hoe vragen.

Hoe heb je deze theorie getoetst aan de praktijk?

Omdat ik zowel ervaringen heb in Nederland als in Zuid-Afrika evalueerde ik hoe in het verleden zending is bedreven door de CGK in KwaNdebele. Niet om kritiek te leveren, maar om te luisteren naar wat er is gebeurd. De geconstateerde problemen in mijn onderzoek zijn symptomatisch, je komt ze ook in andere (zendings)gebieden tegen. Zo ontdekte ik dat er vaak direct naar de beantwoording van het ‘hoe geven we structuur en invulling?’ is gegaan, het startpunt was een probleem waarvoor een oplossing bedacht moest worden. Vervolgens ontstonden er initiatieven die niet altijd goed functioneerden. Bijvoorbeeld kerken die werden gebouwd waar vervolgens geen gebruik van werd gemaakt, omdat gemeentes hier niet om gevraagd hadden. Het begrip ‘armoede’ is vaak Westers geïnterpreteerd, waardoor het enkel financiële tekorten betekent. In de Bijbel betekent armoede echter een gebrek aan gezonde relaties. Op die manier ziet armoede er voor iedereen praktisch anders uit. Het kan ook eenzaamheid betekenen en een persoon met weinig geld hoeft zich helemaal niet arm te voelen. Ik stel voor om te starten vanuit de Bijbel, daaruit ontspringt de bediening. Wat is de missie van God?  

Wat is er nodig om de praktijk te veranderen?

Er is een paradigmaswitch nodig, een verandering in denkprocessen. Ik stel geen methode voor en bied geen systeem aan, maar een andere manier van denken die de Bijbel zelf ons aanreikt. Als we zouden starten met de waarom-vraag vanuit Gods missie, bijvoorbeeld: waarom zijn wij een gemeente? En we vervolgens via de wie-vraag kijken naar onze context, zoals de stad of de buurt om ons heen. Om dan te bepalen wat speelt en wat nodig is om aan die missie te kunnen beantwoorden, dan kijken we pas als laatste naar hoe we dat kunnen bereiken. Op die manier vormt het plan van God met ons leven en met de kerk, het uitgangspunt. Alles wat je doet is dan onderdeel van Gods bedoeling met jou. Ieder individu en iedere (zendings)gemeente heeft een levensdoel en op een lastig punt gaat het er niet zozeer om hoe je eruit komt, maar dat je groeit in lijn met Gods missie. Deze holistische benadering is dus niet alleen van toepassing op het zendingswerk, maar voor iedere christen relevant. In het diaconaat is het ook goed toepasbaar. Stel iemand komt met een vraag of een probleem, dan is het zinvol om verder te kijken dan wat je in eerste instantie ziet. Is er niet meer of iets anders nodig dan dat wat gevraagd wordt?     

Het klinkt eigenlijk heel logisch. Heb je echt iets nieuws ontdekt of wordt dit principe elders al toegepast?

De ontdekking was vooral dat kerken wereldwijd geneigd zijn vanuit een bestaand probleem de Bijbel erbij te halen voor een oplossing. Wat ik aanreik is in die zin nieuw dat het helpt de Bijbel holistisch te lezen en zo de doelen, bediening en onderwerpen aangereikt te krijgen. Door hier regelmatig op te reflecteren blijf je bij de kern. Het is opvallend dat een groot deel van dit model door bedrijven wordt toegepast. Vaak heeft een bedrijf of organisatie een missie geformuleerd waar regelmatig op wordt gereflecteerd. Op kerkelijke gebied denk ik dat de gemeentes op andere continenten groeien, omdat zij de Bijbel meer holistisch lezen en toepassen dan wij in het Westen. Het past aanvankelijk niet zo in onze cultuur. Wij zijn gewend om te vertrekken vanuit een bepaalde orde, vanuit dat wat we gewend zijn. Daardoor zijn veel taken van elkaar gescheiden die feitelijk onlosmakelijk verbonden zijn. In gesprekken over zending gaat het vaak over de juiste balans tussen evangelieverkondiging en praktische handreikingen doen, er is dus een scheiding ontstaan tussen Woord en daad. Maar in God zelf ontdek je dat Woord en daad helemaal niet gescheiden zijn. Hij is vrede en Hij geeft vrede, Hij roept ons op vol vrede te zijn en vrede te stichten. 

Dr. André Jansen (1964): Getrouwd met Hannelie, vader van vier kinderen en twee schoonzoons.Predikant van de samenwerkingsgemeente CGKV in Woerden. Promoveerde in oktober 2015 in Potchefstroom (Zuid-Afrika) op: ’n Holistisch perspectief op de Missio Dei: een evaluatie van het zendingswerk van de CGK in KwaNdebele, Zuid-Afrika.

Vertrouwen, Covid-19 en het merkteken

(Verscheen in Ons Kerkblad van 14 mei 2020, classisblad van de CGK-classis Utrecht)

Bij een Nederlands energiebedrijf is er een bijbelstudiekring – schitterend – waaraan iemand uit onze gemeente meedoet. Enkele weken geleden kwam er een boeiende discussie over de eindtijd opgang toen iemand een Engelse mail doorstuurde waarin een verband gelegd wordt tussen het zoeken naar een vaccinatie voor Covid-19 en Openbaring 13:16 – het merkteken. 

De eerste paar mails geven een mooi overzicht over Openbaring en onze verwachting van de wederkomst. 

Dan volgt een reactie die ik – met toestemming – graag deel, vanwege de getuigenis.

God kent ons hart maar al te goed, Hij weet dat we inzakken als het moment bekend is. Zie Matt 24:45 en 46.

Degenen die dus menen dat ze hun christelijke leven wel even op een laag pitje kunnen zetten, of er een loopje mee kunnen nemen, die komen bedrogen uit. Maar degenen die bezig zijn om God te dienen worden NIET verrast door Zijn komst, omdat ze niets te vrezen hebben. Ik zie dat ook terug bij de scheiding van de bokken en de schapen (Matt. 25:31ev). Degenen die de hemel binnen mogen zijn helemaal verbaasd. Ze zijn zich er niet van bewust iets goeds te hebben gedaan.

Dus ja, je moet je manna bijeen vergaren, maar ook daar (Exodus 16) zie je dat het op twee manieren kan: je vertrouwt op God, en aanvaardt dankbaar wat Hij je schenkt, of je graait wat je binnen kan krijgen, want wie weet houdt het morgen op. Ik ben meer degene die in vertrouwen leeft dat er morgen weer manna voor me klaarligt. Natuurlijk moet ik dan wel de deur uit om het te verzamelen. Maar ervaar ik dat dan als zwoegen om mijn brood bijeen te krijgen, of als geschenk van God? Ik moet zeggen: sinds ik zo uit vertrouwen heb leren leven heb ik het idee dat de hoeveelheid manna alleen maar toeneemt.

Nu moet ik er wel even een persoonlijk noot tegenaan gooien: ik ben opgevoed en opgegroeid in een omgeving waarin het nooit goed genoeg was. Het kon altijd meer, altijd beter, en je kreeg nooit eens te horen dat je goed bezig was. Toen ik tot geloof kwam heb ik dat meegenomen mijn geloof in: het was nooit goed genoeg. Eerst probeerde ik nog steeds beter te leven, maar er komt een punt dat je tot de erkenning komt: beter dan dit wordt het niet. Dan kunnen er twee dingen gebeuren: of je ziet jezelf steeds verder wegzakken in het moeras van eigen gerechtigheid (want feitelijk ben je je eigen heil aan het verdienen), of God komt je genadig te hulp. Voor mij was het een verademing om te ontdekken wat “het is volbracht” betekent. Natuurlijk wist ik dat al, maar er was altijd een “maar”. Je bent gered, MAAR je moet je ook aan de wet houden. Je MOET ook onberispelijk leven. Je MOET … vul maar in. Juist de tekst van Matt 25:31ev (de scheiding van de bokken en de schapen) is voor mij een sleuteltekst geworden om heel Matteüs te begrijpen, en te snappen wat het betekent om niet alleen gered te zijn, maar ook geaccepteerd. 

Dus ik wil niet zeggen dat het verkeerd is om je in de Bijbel in te graven, en allerlei schatten naar boven te brengen (ga je gang: graag zelfs!), maar het is geen voorwaarde tot behoud. Sterker nog: sinds ik me geaccepteerd weet, zie ik de Bijbel vol staan met Gods genade en barmhartigheid. Dat is mijn schat, zal ik maar even zeggen: de parel die ik in de akker heb gevonden. Ik besef me dat dit eenzijdig is, maar ik vind die parel nu eenmaal erg mooi.

Bovenstaande leidt er wel toe dat ik me niet zo druk meer kan maken over de wederkomst, het tijdstip waarop, de volgorde waarin, en of ik straks “het teken van het beest” krijg ingepland. Ik kan me ook niet druk maken over de Islam, en de bedreiging die het mogelijk vormt voor het Christendom. Voor mij zit daar vooral angst achter. Ik vertrouw erop dat ik in Gods hand ben. Dat drijft de angst uit. Er is geen reden om bang te zijn voor Gods oordeel. Dat bedoel ik met te zeggen dat Jezus de boekrol in Zijn hand heeft: Hij heeft de controle erover, Hij bepaalt. Niet de duivel. Niet het beest. Het staat allemaal al vast. Ze krijgen de ruimte door God toegemeten.

Daar zit een gevaar in, en laat ik dat ook benoemen: welke drijfveer heb je dan nog om je in te spannen voor God? Hij kan leiden tot apathie, en smakeloos christendom. “Laid back religion”. Bubbelbadchristendom. Het christendom kan soms wel wat peper gebruiken. Maar ik zou eerder willen strijden voor echtheid. Ik zie veel schade ontstaan onder christenen door valse hoop, en een verdraaid beeld. Denk aan **** die altijd een vrolijke vorm van christendom heeft beleefd, en bij de eerste echte tegenslag volledig de weg kwijt is. Waar is God? Ik ben toch Zijn kind, hoe kan me dit dan overkomen? Misschien heeft dat ook wel iets te maken met de “achterdeur” van de kerk, waar we het ook wel eens over hebben gehad. Ik signaleer het: ik heb nog geen oplossing, en ben heel erg zoekende naar een weg.

AJ

Het hart van een missionair leven

Zouden mijn vrouw en ik, wanneer we Zuid-Afrika weer bezoeken, bij hen koffie willen komen drinken? Ze willen iets met ons delen. Dit verzoek dat ons drie jaar geleden via de mail bereikte, maakte ons nieuwsgierig. Ruim 18 jaar lang hebben we dit echtpaar niet meer gesproken. We kenden hen van de eerste gemeente waar ik dominee was in Pretoria. Zij was gelovig hij niet. Hij was internationaal bekend door zijn werk. Geld was voor hen geen probleem. Het was te zien aan hun adembenemende huis van 18 jaar geleden.

Sparen met enveloppen

Toen we een halfjaar later in Zuid-Afrika waren reden we naar het adres dat ze ons opgaven. Een eenvoudig huis begroette ons. Verbazing nummer een. Dit is niets voor hen, dachten we. Binnengekomen trof verbazing twee ons: het was een gezellige chaos. Anders dan vroeger. Het huis rook vanbinnen naar en plakte van de honing. Ze verkochten honing. Na de gebruikelijke begroetingen en “hoe is met …”kwam de reden voor hun verzoek om hen te bezoeken. Ze wilden ons namelijk bedanken voor het voorbeeld dat we hen vroeger stelde.

“Wat bedoelen jullie”, vroegen wij.

Ze vertelden een verdrietig verhaal van hun roemrijke successen en faillissement die leidde tot armoede en depressie. Hulp van de overheid en voedselbanken zijn er niet voor witte mensen.

In hun financiële worsteling om hun kop boven het water te houden herinnerden zij zich hoe mijn vrouw en ik ons vroeger financieel redde door ons salaris letterlijk in enveloppen te verdelen. Een voor de suiker, een voor de thee… Als het geld voor de suiker halverwege de maand op was moesten we het de rest van de maand daarzonder doen. Voor een gemeentebarbecue spaarden maandenlang in een envelop.

Wij dachten dat niemand van ons enveloppensysteem wist. Wij hielden het voor onszelf, omdat het best een rijke omgeving was.

Dit echtpaar wist er blijkbaar wel vanaf en adopteerde ons envelopsysteem. Het hielp. Ze leerden rond te komen en een nieuw bestaan opbouwen.
Hier wilden ze ons voor bedanken: het voorbeeld dat wij gaven met de enveloppen, van gelovig en in eenvoud sparen en hoe dankbaar wij ermee omgingen.
Verbaasd hoorden wij dit hen aan: hoe wisten ze van de enveloppen? Hebben wij er dan over gesproken? Waaraan merkten ze dat we er gelovig mee omgingen? Wij hadden geen idee. Voor ons gevoel deden we maar wat.
God ging verder met hen. De man kwam in deze periode met zijn depressie bij een psycholoog die tegen hem zei: “u heeft geen psychologisch probleem, u heeft een geloofsprobleem. Ik zal u naar een dominee doorverwijzen”. Zogezegd, zo gedaan. De dominee begeleidde hem, zodat de man zijn leven aan God overgaf. Hij werd een toegewijde en inspirerende gelovige en zendeling ontwikkelingshulpwerker.
De Heere opende een bijzondere weg voor hen. God heeft sindsdien veel mensen door hem bereikt. Hij traint nu 1500 van de armste gezinnen in Zuid-Afrika om groenten, kippen, fruitbomen en honing op een eenvoudige manier te verbouwen. Ze eten er zelf van en verkopen de rest voor een inkomen. Ieder gezin krijgt een Bijbel, een catechismus en leert de Bijbel te lezen en bestuderen. Ze krijgen trainingen om te leren op een Bijbelse en zakelijke manier een inkomen te genereren en te sparen. Hij leert de mensen met Woord en daad om christen te zijn. In gezin en werk moeten ze leven en werken als beelddragers van God.
Deze man is inmiddels gepromoveerd in de missiologie.
Mijn vrouw en ik waren stil van dit verhaal, verbaasd en dankbaar.

Bijbelse uitgangspunten

Dit lang verhaal heeft veel uitgangspunten over Gods missionaire weg met ons. God Drie-enig zet zijn kinderen in om zijn levenwekkend Woord te verspreiden (Mt 5,13-16; Mt 28:18-20; Hd 1,8; 2 Pt 2,9-10).
Ik kan het moeilijk anders zien als dat God vele jaren eerder al, toen wij als jong predikantsgezin ons financieel probeerde te redden, bezig was dit echtpaar voor te bereiden en in te zetten. Nu laat deze man veel mensen en organisaties delen in het Evangelie. Daarvoor gebruikte God zelfs envelopjes. 18 jaar later ontdekte we Gods missie met ons en hen in een gezellig, rommelig en naar bijenwas en honing ruikend huis.
Er valt ons niets te prijzen. Ik zou niet weten waarvoor. Het kan onmogelijk borstklopperij zijn. We hadden namelijk geen idee. Het was de Heere die ons inzette. We deden wat we konden en onderhielden een relatie met een gezin waarvan de man zijn voeten nooit in een kerk zette.
Dit is niet ons of hun verhaal. Als u tegen mij zou zeggen: wat bijzonder dat jullie …, zal ik in alle liefde zeggen dat u het niet begrepen heeft. Het zou juist zijn te zeggen: wat bijzonder dat God … jullie … hen …

Hij en Hij alleen

Missionair zijn, begint en eindigt bij God. Reeds direct nadat Adam zichzelf en het hele menselijke geslacht door zijn zonde in het verderf en de ondergang had gestort, heeft God hem opgezocht en hem getroost met de belofte hem zijn Zoon te geven, die geboren zou worden uit een vrouw, om de kop van de slang te vermorzelen (Gn 3,15). In de roeping van Abram en in de geschiedenis van Israël bleef Hij trouw aan zijn belofte aan de mens en baande Hij zich de weg tot de vervulling daarvan. Daarom sloot hij een verbond met Abraham en beloofde: “In u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden” (Gn 12,1-3). Het accent, de eerste stap en de activiteiten liggen bij Hem. Gisteren, vandaag en morgen (Op 1,5). Zijn plan om alle volken te zegenen is deel van het verbond dat Hij met Abram sluit (Gn 17,1-7, Gal 3,8). God was en is bezig zijn eeuwig volk te verzamelen, omdat Hij wil dat alle mensen gered worden (1 Tm 2,3-4). Hij brengt dode harten en gedachten tot leven (2 Kr 3,18). Hij bekeert een christenvervolger en maakt hem een apostel voor de volken (Hd 9,3vv; Hd 13:2-5). Hij vermurwt in zijn genade de harten van de uitverkorenen, hoe hard die ook zijn, en buigt Hij ze om te geloven (DLR 1,6; 3&4,16).

Ik kan het niet genoeg benadrukken hoe sterk je de “Hij” moet benadrukken. Het geeft rust: Hij heeft het in beheer.

Het is Gods missie 

De missie van God Drie-enig met de wereld is verankerd in zijn liefde en genade voor de mens (Jn 3:16; Js 63:7–9; Ef 1:3-6). Het werk van Jezus werd hierdoor bepaald. “En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag” (Jn 6,39).

Daarom initieert Hij de missionaire opdracht in de Bijbel: wees een zegen (Gn 17, Ex 20, Dt 6,5vv, Mt 5,3-15). Liefde voor God leidt tot liefde voor de naaste (Mk 12,28-34).

We spreken over Gods weg. Noem het ook Gods missie (Mt 28,19-20), Gods bezig zijn, Gods plan (Js 5,19; Jr 30,24, Am 3,7), “zijn plan dat hij verwezenlijkt in Christus Jezus, onze Heer”, (Ef 3,11) — de missio Dei.
Hij komt naar ons. Hij sluit een verbond (Gn 14-17). Hij bekeert (Jr 31,18). Hij werkt missionair door een gezin dat dagelijks in een gekreukeld envelop kijkt of er nog wat geld over is voor brood. Hij werkt al in de omstandigheden van een man die op de golf van zijn internationale bekendheid surft, maar Hem nog niet kent.

Gods missie is universeel en heeft tot doel Gods regering onder de naties te vestigen (Js 2,2-3; Zach 8,22-23).
De Geest werkt wedergeboorte, geloof en bekering in begenadigde zondaarsharten (Jn 16,8-12) en geeft zo levenwekkende energie en kracht (Grieks: dynamo, zoals op je fiets) om zijn licht in ons te geven en door ons uit te stralen (Rm 5,5). Wij zijn Gods lichtdragers en zijn gelijkenis (Latijn: ‘imago’ (Gn 1, 26-28)). Deze scheppingsopdracht, de cultuuropdracht, maakt ons missie duidelijk: bewerken, bewonen en bewaren van de aarde tot zijn eer (Kol 3:17).
Zo geeft God mensen zicht op Hem en zijn nieuwe wereld in Christus die door de Geest ons dagelijks gidst op weg naar de eindbestemming van de visio Dei – God zien (Op 22,4). God redt ons dus niet voor onszelf, maar voor zijn eigen eer en heerlijkheid.
Het is meer dan een verstandelijk besef of theologisch weetje.
Het voedt verwachting, nederigheid, afhankelijkheid, bekering, gebed, leefstijl, eredienst …
Een diep doordrongen besef dat God vooropgaat, de leiding neemt en mensen bekeert. Dit bepaalt onze ingesteldheid, focus, benadering tot onze levensroeping.
Deze uitgangspunten vormen de grondslag van ons verstaan van ons missionaire identiteit en roeping. God is bezig, om voor zijn eer, op grond van het lijden, sterven en opstanding van Jezus Christus door de heilige Geest, die de kerk toerust als zijn instrumenten, mensen uit alle volken, talen en naties bijeen te brengen om Hem voor eeuwig in een nieuwe schepping te dienen en aanbidden.

Holistisch

Wanneer ik brood haal, haal ik graag vissersvolkoren. Brood vol met koren. Niet alleen aan de buitenkant. Je krijgt het niet los in een zakje mee. Het is een geheel, holistisch. 

Onze missionaire roeping lijkt hierop. Hier zitten twee belangrijke elementen in.

Is en zijn
In de eerste plaats het woordje ‘is’, zoals in ‘zijn’: ons identiteit en het betekent leven, adem.
God maakt zich aan de Farao bekend als: “Ik ben die Ik ben”. Dit is zijn identiteit. Hij wekte de mens eerst tot leven (zijn) en geeft hem daarna een opdracht (missie) voor het leven (Gn 1,26-28). God wil in het leven van de mens aanwezig zijn door zijn Woord en Geest. Wij zijn IN Christus. Wie gedoopt is, ZIJN in de Vader en de Zoon en de Heilige Geest (Rm 6:3vv). Paulus zegt: ik ben wie ik ben door zijn genade (1 Kor. 15,10).
Wie we zijn komt eerst. Daarin is God aanwezig en aan het werken.
Eenvoudig gesteld betekent dit dat wij in onze identiteit missionair zijn. Zoals je bent in Christus in je 24-uurs leven, in je sport, gezin zijn, werken, spelen, vakantie houden, kleding kopen, geldbesteding, gebeds- en gemeenteleven. Dan ben je missionair. Je leven is ervan doorweven.  Een jongen raakt verliefd op een meisje en zegt tegen haar: je BENT leuk, ik vind je leuk. Hij zegt niet: je DOET leuk.
Dit vind ik een geweldig en bevrijdend perspectief op missionair zijn. Gewoon al om wie je bent en wat je uitstraalt als individu (Zach 8:23). Gevormd door Gods Woord en Geest.
Al deze missionaire individuen zijn samen als kerk missionair.
Het bewaart ons tegen missionair activisme of -passivisme. Alsof het alleen van activiteiten afhangt. Het bewaart ook tegen niets doen.
Het appèl zit in de vraag: wie ben je? Wie leeft er in je? Christus of …?

Op de camping kijken mensen hoe nieuwe aankomelingen hun tent of vouwwagen met elkaar opzetten: ruziënd of in harmonie en vrede? Is het in harmonie? Dan ben je al missionair. De voorbeelden buitelen over elkaar heen. Het zou zomaar kunnen dat jij en je camping buurman later naast elkaar staan de vaat te doen. Er komt een gesprek over ditjes en datjes opgang. Ineens merkt hij op: ik zie liefde, respect en waardering in jullie gezin voor elkaar. Wat hebben jullie toch? Denk hierbij aan 1 Petrus 3:15 “Wees altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en ontzag”. Als je dan kunt zeggen: “Christus leeft in ons … En jij …?”

In al je weg en werk ben je Gods gezalfde geliefde door wie Hij bekendmaakt wie Hij is en wat Hij doet en zal doen. Dan besef je dat God zelfs gekreukelde enveloppen inzet.
De vraag is: waar zijn je hart, hoofd, woorden en daden hier vol van?

Verweven

Het tweede element is dat missionair zijn Woord inclusief daad is (Kol 3,17; Jk 2,22-26; 1 Pt 3,15). Verweven met … Niet als twee treinrails parallel naast elkaar Woord naast daad, geloven en leven, kerk en zending, maar een eenheid, zoals man en vrouw een eenheid vormen in hun huwelijk. Het prachtige Gezang: “Dank, dank nu God, met hart en mond en handen” maakt Romeinen 10:8vv duidelijk. Ze bevestigen elkaar. Dit voedt onze missionaire bewustzijn en activiteiten.
Het is een geheel, want God is Heer over hemel en aard. (Ps 24). Vanaf de kleren die ik aan heb, mijn eigendommen, mijn gedachten, mijn huwelijk, ons lichamelijke intimiteit, de vakantie ….
Zo worden we actief om met Woord inclusief daad het Evangelie te brengen.


Wanneer Christus zo in ons leeft is onze missionaire roeping glashelder en verankerd in God zelf. Hij begenadigt ons om een open kanaal voor zijn Geest te zijn waardoor Hij het Leven deelt.
Wat hebben we een geweldige Heere en een geweldige boodschap om te leven en te delen!

Dr A Jansen, Woerden
(Verschenen in De Wekker, 31 juli 2020)

De zoektocht van jongeren, de kerk en de EH

De sterk veranderende en individualistische maatschappij heeft invloed op jongeren. Hoe kunnen de kerk en de EH elkaar versterken om hen toe te rusten zodat zij als christenjongere weerbaar en zichtbaar zijn in onze samenleving. We vroegen het André Jansen, sinds 2010 voorganger van de Rehobothkerk in Woerden. Een gemeente van zo’n 450 personen die hij zelf glimlachend omschrijft als “een samenraapsel van mensen uit oud gereformeerde gemeente tot evangelisch, maar in de basis vooral Christelijke Gereformeerd en Gereformeerd Vrijgemaakt.” Het is een gemeente met veel jonge gezinnen en er is een grote groep tieners en adolescenten.

In een tijd van kerkverlating en vergrijzing is dat aspect wel bijzonder. Kunt u dat verklaren?

“Verklaren niet. Ik kan wel vertellen wat mensen teruggeven wanneer ze zich bij de gemeente aan willen sluiten. Dat is in de eerste plaats vanwege de gastvrijheid. We proberen als gemeente onze bezoekers een warm welkom te geven. Daarnaast heeft het te maken met de liturgie. Er is een bepaalde balans tussen ernst en ontspanning en dat spreekt aan. Er worden bij ons zowel psalmen, gezangen als opwekkingsliederen gezongen, de muzikale begeleiding is divers en bovendien houd ik bijvoorbeeld van wat humor in de dienst. En ten slotte is onze prediking Bijbels gefundeerd en wordt er een vertaalslag naar de actualiteit gemaakt zodat de mensen daar ook in het dagelijks leven wat mee kunnen.”

Uw gemeente bestaat voor een groot deel uit jongeren. Is dat merkbaar?

“Ja, vooral doordat deze generatie, de millennials en post-millennials, zich niet meer door instituties iets laten voorschrijven en bepaalde regels en kaders loslaten. Ze willen geen dogma’s maar richten zich meer op de kern en zoeken antwoord op de vraag `hoe doe ik er toe?’. Dat is natuurlijk prachtig, maar de keerzijde is dat er een bepaalde houvast wordt gemist. Waar de oudere generaties soms meer hangen aan traditie en bestaande structuren, komt dat bij hen juist meer op de achtergrond te staan. Dit veroorzaakt een bepaalde spanning in onzekerheid bij de jongeren en dus verlangen naar bevestiging en doorleefdheid van het geloof. Daarnaast zie ik dat `leuk’ een relevant criterium is geworden. Is een preek of een lied niet leuk, dan is het niet goed.”

Hoe gaat u daar mee om?

“Onlangs las ik in het ND de uitspraak dat bekering en geloven niet altijd vreugde hoeven te betekenen. De essentie van geloven is dat het een blijvende zoektocht naar een relatie met God, elkaar en onszelf is.

Ik ben opgegroeid in Pretoria, Zuid-Afrika, en toen ik naar Nederland kwam, was ik op de een of andere manier ook een vreemdeling. De bestaande omgeving met vertrouwde kaders had ik achtergelaten en ik moest hier opnieuw mijn plek vinden. Dat was spannend en niet altijd even leuk. In die zoektocht herken ik de generatie jongeren die ik vandaag tegenkom en daardoor kan ik beter met hen optrekken. Soms ook uitdagen.

Onlangs heb ik met een groep jongeren uit mijn gemeente in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar voor de tweede keer een diaconale reis gemaakt. Samen zijn we iets gaan doen voor anderen die het minder goed hebben. Vooraf heb ik hen de vraag gesteld: `wat ga je daar halen?’. Dat was voor hen een verrassende vraag die hen dwong om uit de vanzelfsprekendheid van `ik geloof wat mijn ouders geloven’ te stappen en te beseffen dat arme mensen hen veel te bieden en leren hebben. Ze leren zo bewust te ontvangen terwijl ze geven. Wederkerigheid is belangrijk.

Kijk, ouders hebben een belangrijke rol bij de geloofsopvoeding, zij kunnen dat initiëren. Maar in de adolescentiefase staan zij vaak `te dichtbij’ terwijl de jongeren juist iets meer afstand zoeken. Overigens ken ik gelukkig ook verhalen van situaties waar in gezinnen heel prachtige gesprekken over persoonlijke zaken blijven plaatsvinden. Maar het is vaak de confrontatie met de wereld, zowel gelovig als niet gelovig, die hen verder helpt in hun zoektocht.”

Welke rol speelt de kerk in die zoektocht?

“Laat ik vanuit onze ervaring spreken. Als kerk hebben wij erg ingezet op jeugdwerk. Al vanaf de peuterleeftijd hebben de kinderen een eigen programma en worden ze betrokken in de diensten. Met de oudere jeugd doen we daarnaast bijvoorbeeld diaconale projecten en krijgen ze ook structureel catechisatie door de week. Daarmee proberen wij bij te dragen aan de geloofsopvoeding.

Maar in het confronteren met de wereld is er een bepaalde moeite, ook bij mijzelf. De wereld praat heel hard over bepaalde onderwerpen, maar de kerk praat niet mee. Er zijn issues waar je niet makkelijk over preekt; het is onuitgesproken not-done om het daarover te hebben. In het persoonlijk contact is dat makkelijker.

Als ik in gesprek ga met jongeren over bijvoorbeeld seksualiteit, dan blijkt de argumentatie bij hen vaak op bepaalde aannames of een gevoel gefundeerd te zijn in plaats van de Bijbel. De Bijbelkennis is verslechterd en ook daarmee zijn voor hen bepaalde kaders en richtlijnen weggevallen. In dat spanningsveld begeeft de kerk zich en daar ligt dus een duidelijke opdracht voor ons.

Maar heel eerlijk: daarbij heb ik soms ook het idee dat ik als dominee niet voldoende in de wereld leef. Ik hoor veel, lees veel en zie veel van wat er in de wereld gebeurt, maar mijn werkomgeving is en mijn contacten zijn vooral de mensen van mijn gemeente. De gemeenteleden worden ‘s maandags weer geconfronteerd met het feit dat zij de enige christen zijn op hun werkplek. Voor mij als dominee is het een goede uitdaging hen hierin vanuit het Woord te vormen en te voeden om daar Gods getuigen en beelddragers te zijn.”

Welke rol speelt de EH?

“De aloude, veilige triangel van een christelijke school, kerk en gezin bestaat niet meer. Jongeren groeien op in een wereld die steeds harder een ander geluid dan de Bijbel laat horen. Het is steeds lastiger om onze roeping gestalte te geven; om het geloof in praktijk te brengen.

Woord en daad worden vaak als losse zaken gezien, maar het één bevestigt het ander. Er is balans en eenheid tussen die twee. En ik denk dat daarvoor toerusting nodig is. Identiteit gaat aan je opdracht, aan je roeping vooraf en dat is exact waar de EH mee bezig is: identiteitsvorming die essentieel is en jongeren weerbaar maakt om als christen in deze wereld te staan. Dit helpt hun zekerheid te vormen die ze nodig hebben.

Ik merk het aan jongeren wanneer zij de EH hebben gedaan. Ze staan steviger in hun schoenen, zijn evenwichtiger, durven een standpunt in te nemen en de gesprekken gaan vaak wat dieper. Als ik in mijn omgeving kijk, dan zijn zij juist vaak de smaakmakers en daarmee voegen ze iets toe.

De intensieve, persoonlijke verdieping die de EH biedt, dat krijgt de kerk niet voor elkaar. De tijd en middelen hebben wij simpelweg niet tot onze beschikking en daarmee is de school zeer waardevol.”

Welke rol kan de kerk voor de EH betekenen?

“De kerk zou bijvoorbeeld op een frequente basis iemand van de EH kunnen uitnodigen om een avond van de gezamenlijke catechese- of jeugdgroepen aan te bieden. Laat de jongeren -en ouders- daar maar eens proeven wat de EH te bieden heeft. Niet alleen een overzicht aan onderwerpen, maar schets een plaatje van hoe de EH een jongere wil helpen. En geef ruimte aan getuigenissen van jongeren die de EH hebben gedaan. Geef ruimte aan de missie van de EH, laat de gemeente de ‘droom’ zien.”

(Nieuwsbrief Evangelische Hogeschool, Amersfoort, april 2019)