De sterk veranderende en individualistische maatschappij heeft invloed op jongeren. Hoe kunnen de kerk en de EH elkaar versterken om hen toe te rusten zodat zij als christenjongere weerbaar en zichtbaar zijn in onze samenleving. We vroegen het André Jansen, sinds 2010 voorganger van de Rehobothkerk in Woerden. Een gemeente van zo’n 450 personen die hij zelf glimlachend omschrijft als “een samenraapsel van mensen uit oud gereformeerde gemeente tot evangelisch, maar in de basis vooral Christelijke Gereformeerd en Gereformeerd Vrijgemaakt.” Het is een gemeente met veel jonge gezinnen en er is een grote groep tieners en adolescenten.
In een tijd van kerkverlating en vergrijzing is dat aspect wel bijzonder. Kunt u dat verklaren?
“Verklaren niet. Ik kan wel vertellen wat mensen teruggeven wanneer ze zich bij de gemeente aan willen sluiten. Dat is in de eerste plaats vanwege de gastvrijheid. We proberen als gemeente onze bezoekers een warm welkom te geven. Daarnaast heeft het te maken met de liturgie. Er is een bepaalde balans tussen ernst en ontspanning en dat spreekt aan. Er worden bij ons zowel psalmen, gezangen als opwekkingsliederen gezongen, de muzikale begeleiding is divers en bovendien houd ik bijvoorbeeld van wat humor in de dienst. En ten slotte is onze prediking Bijbels gefundeerd en wordt er een vertaalslag naar de actualiteit gemaakt zodat de mensen daar ook in het dagelijks leven wat mee kunnen.”
Uw gemeente bestaat voor een groot deel uit jongeren. Is dat merkbaar?
“Ja, vooral doordat deze generatie, de millennials en post-millennials, zich niet meer door instituties iets laten voorschrijven en bepaalde regels en kaders loslaten. Ze willen geen dogma’s maar richten zich meer op de kern en zoeken antwoord op de vraag `hoe doe ik er toe?’. Dat is natuurlijk prachtig, maar de keerzijde is dat er een bepaalde houvast wordt gemist. Waar de oudere generaties soms meer hangen aan traditie en bestaande structuren, komt dat bij hen juist meer op de achtergrond te staan. Dit veroorzaakt een bepaalde spanning in onzekerheid bij de jongeren en dus verlangen naar bevestiging en doorleefdheid van het geloof. Daarnaast zie ik dat `leuk’ een relevant criterium is geworden. Is een preek of een lied niet leuk, dan is het niet goed.”
Hoe gaat u daar mee om?
“Onlangs las ik in het ND de uitspraak dat bekering en geloven niet altijd vreugde hoeven te betekenen. De essentie van geloven is dat het een blijvende zoektocht naar een relatie met God, elkaar en onszelf is.
Ik ben opgegroeid in Pretoria, Zuid-Afrika, en toen ik naar Nederland kwam, was ik op de een of andere manier ook een vreemdeling. De bestaande omgeving met vertrouwde kaders had ik achtergelaten en ik moest hier opnieuw mijn plek vinden. Dat was spannend en niet altijd even leuk. In die zoektocht herken ik de generatie jongeren die ik vandaag tegenkom en daardoor kan ik beter met hen optrekken. Soms ook uitdagen.
Onlangs heb ik met een groep jongeren uit mijn gemeente in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar voor de tweede keer een diaconale reis gemaakt. Samen zijn we iets gaan doen voor anderen die het minder goed hebben. Vooraf heb ik hen de vraag gesteld: `wat ga je daar halen?’. Dat was voor hen een verrassende vraag die hen dwong om uit de vanzelfsprekendheid van `ik geloof wat mijn ouders geloven’ te stappen en te beseffen dat arme mensen hen veel te bieden en leren hebben. Ze leren zo bewust te ontvangen terwijl ze geven. Wederkerigheid is belangrijk.
Kijk, ouders hebben een belangrijke rol bij de geloofsopvoeding, zij kunnen dat initiëren. Maar in de adolescentiefase staan zij vaak `te dichtbij’ terwijl de jongeren juist iets meer afstand zoeken. Overigens ken ik gelukkig ook verhalen van situaties waar in gezinnen heel prachtige gesprekken over persoonlijke zaken blijven plaatsvinden. Maar het is vaak de confrontatie met de wereld, zowel gelovig als niet gelovig, die hen verder helpt in hun zoektocht.”
Welke rol speelt de kerk in die zoektocht?
“Laat ik vanuit onze ervaring spreken. Als kerk hebben wij erg ingezet op jeugdwerk. Al vanaf de peuterleeftijd hebben de kinderen een eigen programma en worden ze betrokken in de diensten. Met de oudere jeugd doen we daarnaast bijvoorbeeld diaconale projecten en krijgen ze ook structureel catechisatie door de week. Daarmee proberen wij bij te dragen aan de geloofsopvoeding.
Maar in het confronteren met de wereld is er een bepaalde moeite, ook bij mijzelf. De wereld praat heel hard over bepaalde onderwerpen, maar de kerk praat niet mee. Er zijn issues waar je niet makkelijk over preekt; het is onuitgesproken not-done om het daarover te hebben. In het persoonlijk contact is dat makkelijker.
Als ik in gesprek ga met jongeren over bijvoorbeeld seksualiteit, dan blijkt de argumentatie bij hen vaak op bepaalde aannames of een gevoel gefundeerd te zijn in plaats van de Bijbel. De Bijbelkennis is verslechterd en ook daarmee zijn voor hen bepaalde kaders en richtlijnen weggevallen. In dat spanningsveld begeeft de kerk zich en daar ligt dus een duidelijke opdracht voor ons.
Maar heel eerlijk: daarbij heb ik soms ook het idee dat ik als dominee niet voldoende in de wereld leef. Ik hoor veel, lees veel en zie veel van wat er in de wereld gebeurt, maar mijn werkomgeving is en mijn contacten zijn vooral de mensen van mijn gemeente. De gemeenteleden worden ‘s maandags weer geconfronteerd met het feit dat zij de enige christen zijn op hun werkplek. Voor mij als dominee is het een goede uitdaging hen hierin vanuit het Woord te vormen en te voeden om daar Gods getuigen en beelddragers te zijn.”
Welke rol speelt de EH?
“De aloude, veilige triangel van een christelijke school, kerk en gezin bestaat niet meer. Jongeren groeien op in een wereld die steeds harder een ander geluid dan de Bijbel laat horen. Het is steeds lastiger om onze roeping gestalte te geven; om het geloof in praktijk te brengen.
Woord en daad worden vaak als losse zaken gezien, maar het één bevestigt het ander. Er is balans en eenheid tussen die twee. En ik denk dat daarvoor toerusting nodig is. Identiteit gaat aan je opdracht, aan je roeping vooraf en dat is exact waar de EH mee bezig is: identiteitsvorming die essentieel is en jongeren weerbaar maakt om als christen in deze wereld te staan. Dit helpt hun zekerheid te vormen die ze nodig hebben.
Ik merk het aan jongeren wanneer zij de EH hebben gedaan. Ze staan steviger in hun schoenen, zijn evenwichtiger, durven een standpunt in te nemen en de gesprekken gaan vaak wat dieper. Als ik in mijn omgeving kijk, dan zijn zij juist vaak de smaakmakers en daarmee voegen ze iets toe.
De intensieve, persoonlijke verdieping die de EH biedt, dat krijgt de kerk niet voor elkaar. De tijd en middelen hebben wij simpelweg niet tot onze beschikking en daarmee is de school zeer waardevol.”
Welke rol kan de kerk voor de EH betekenen?
“De kerk zou bijvoorbeeld op een frequente basis iemand van de EH kunnen uitnodigen om een avond van de gezamenlijke catechese- of jeugdgroepen aan te bieden. Laat de jongeren -en ouders- daar maar eens proeven wat de EH te bieden heeft. Niet alleen een overzicht aan onderwerpen, maar schets een plaatje van hoe de EH een jongere wil helpen. En geef ruimte aan getuigenissen van jongeren die de EH hebben gedaan. Geef ruimte aan de missie van de EH, laat de gemeente de ‘droom’ zien.”
(Nieuwsbrief Evangelische Hogeschool, Amersfoort, april 2019)