Vertrouwen, Covid-19 en het merkteken

(Verscheen in Ons Kerkblad van 14 mei 2020, classisblad van de CGK-classis Utrecht)

Bij een Nederlands energiebedrijf is er een bijbelstudiekring – schitterend – waaraan iemand uit onze gemeente meedoet. Enkele weken geleden kwam er een boeiende discussie over de eindtijd opgang toen iemand een Engelse mail doorstuurde waarin een verband gelegd wordt tussen het zoeken naar een vaccinatie voor Covid-19 en Openbaring 13:16 – het merkteken. 

De eerste paar mails geven een mooi overzicht over Openbaring en onze verwachting van de wederkomst. 

Dan volgt een reactie die ik – met toestemming – graag deel, vanwege de getuigenis.

God kent ons hart maar al te goed, Hij weet dat we inzakken als het moment bekend is. Zie Matt 24:45 en 46.

Degenen die dus menen dat ze hun christelijke leven wel even op een laag pitje kunnen zetten, of er een loopje mee kunnen nemen, die komen bedrogen uit. Maar degenen die bezig zijn om God te dienen worden NIET verrast door Zijn komst, omdat ze niets te vrezen hebben. Ik zie dat ook terug bij de scheiding van de bokken en de schapen (Matt. 25:31ev). Degenen die de hemel binnen mogen zijn helemaal verbaasd. Ze zijn zich er niet van bewust iets goeds te hebben gedaan.

Dus ja, je moet je manna bijeen vergaren, maar ook daar (Exodus 16) zie je dat het op twee manieren kan: je vertrouwt op God, en aanvaardt dankbaar wat Hij je schenkt, of je graait wat je binnen kan krijgen, want wie weet houdt het morgen op. Ik ben meer degene die in vertrouwen leeft dat er morgen weer manna voor me klaarligt. Natuurlijk moet ik dan wel de deur uit om het te verzamelen. Maar ervaar ik dat dan als zwoegen om mijn brood bijeen te krijgen, of als geschenk van God? Ik moet zeggen: sinds ik zo uit vertrouwen heb leren leven heb ik het idee dat de hoeveelheid manna alleen maar toeneemt.

Nu moet ik er wel even een persoonlijk noot tegenaan gooien: ik ben opgevoed en opgegroeid in een omgeving waarin het nooit goed genoeg was. Het kon altijd meer, altijd beter, en je kreeg nooit eens te horen dat je goed bezig was. Toen ik tot geloof kwam heb ik dat meegenomen mijn geloof in: het was nooit goed genoeg. Eerst probeerde ik nog steeds beter te leven, maar er komt een punt dat je tot de erkenning komt: beter dan dit wordt het niet. Dan kunnen er twee dingen gebeuren: of je ziet jezelf steeds verder wegzakken in het moeras van eigen gerechtigheid (want feitelijk ben je je eigen heil aan het verdienen), of God komt je genadig te hulp. Voor mij was het een verademing om te ontdekken wat “het is volbracht” betekent. Natuurlijk wist ik dat al, maar er was altijd een “maar”. Je bent gered, MAAR je moet je ook aan de wet houden. Je MOET ook onberispelijk leven. Je MOET … vul maar in. Juist de tekst van Matt 25:31ev (de scheiding van de bokken en de schapen) is voor mij een sleuteltekst geworden om heel Matteüs te begrijpen, en te snappen wat het betekent om niet alleen gered te zijn, maar ook geaccepteerd. 

Dus ik wil niet zeggen dat het verkeerd is om je in de Bijbel in te graven, en allerlei schatten naar boven te brengen (ga je gang: graag zelfs!), maar het is geen voorwaarde tot behoud. Sterker nog: sinds ik me geaccepteerd weet, zie ik de Bijbel vol staan met Gods genade en barmhartigheid. Dat is mijn schat, zal ik maar even zeggen: de parel die ik in de akker heb gevonden. Ik besef me dat dit eenzijdig is, maar ik vind die parel nu eenmaal erg mooi.

Bovenstaande leidt er wel toe dat ik me niet zo druk meer kan maken over de wederkomst, het tijdstip waarop, de volgorde waarin, en of ik straks “het teken van het beest” krijg ingepland. Ik kan me ook niet druk maken over de Islam, en de bedreiging die het mogelijk vormt voor het Christendom. Voor mij zit daar vooral angst achter. Ik vertrouw erop dat ik in Gods hand ben. Dat drijft de angst uit. Er is geen reden om bang te zijn voor Gods oordeel. Dat bedoel ik met te zeggen dat Jezus de boekrol in Zijn hand heeft: Hij heeft de controle erover, Hij bepaalt. Niet de duivel. Niet het beest. Het staat allemaal al vast. Ze krijgen de ruimte door God toegemeten.

Daar zit een gevaar in, en laat ik dat ook benoemen: welke drijfveer heb je dan nog om je in te spannen voor God? Hij kan leiden tot apathie, en smakeloos christendom. “Laid back religion”. Bubbelbadchristendom. Het christendom kan soms wel wat peper gebruiken. Maar ik zou eerder willen strijden voor echtheid. Ik zie veel schade ontstaan onder christenen door valse hoop, en een verdraaid beeld. Denk aan **** die altijd een vrolijke vorm van christendom heeft beleefd, en bij de eerste echte tegenslag volledig de weg kwijt is. Waar is God? Ik ben toch Zijn kind, hoe kan me dit dan overkomen? Misschien heeft dat ook wel iets te maken met de “achterdeur” van de kerk, waar we het ook wel eens over hebben gehad. Ik signaleer het: ik heb nog geen oplossing, en ben heel erg zoekende naar een weg.

AJ

De zoektocht van jongeren, de kerk en de EH

De sterk veranderende en individualistische maatschappij heeft invloed op jongeren. Hoe kunnen de kerk en de EH elkaar versterken om hen toe te rusten zodat zij als christenjongere weerbaar en zichtbaar zijn in onze samenleving. We vroegen het André Jansen, sinds 2010 voorganger van de Rehobothkerk in Woerden. Een gemeente van zo’n 450 personen die hij zelf glimlachend omschrijft als “een samenraapsel van mensen uit oud gereformeerde gemeente tot evangelisch, maar in de basis vooral Christelijke Gereformeerd en Gereformeerd Vrijgemaakt.” Het is een gemeente met veel jonge gezinnen en er is een grote groep tieners en adolescenten.

In een tijd van kerkverlating en vergrijzing is dat aspect wel bijzonder. Kunt u dat verklaren?

“Verklaren niet. Ik kan wel vertellen wat mensen teruggeven wanneer ze zich bij de gemeente aan willen sluiten. Dat is in de eerste plaats vanwege de gastvrijheid. We proberen als gemeente onze bezoekers een warm welkom te geven. Daarnaast heeft het te maken met de liturgie. Er is een bepaalde balans tussen ernst en ontspanning en dat spreekt aan. Er worden bij ons zowel psalmen, gezangen als opwekkingsliederen gezongen, de muzikale begeleiding is divers en bovendien houd ik bijvoorbeeld van wat humor in de dienst. En ten slotte is onze prediking Bijbels gefundeerd en wordt er een vertaalslag naar de actualiteit gemaakt zodat de mensen daar ook in het dagelijks leven wat mee kunnen.”

Uw gemeente bestaat voor een groot deel uit jongeren. Is dat merkbaar?

“Ja, vooral doordat deze generatie, de millennials en post-millennials, zich niet meer door instituties iets laten voorschrijven en bepaalde regels en kaders loslaten. Ze willen geen dogma’s maar richten zich meer op de kern en zoeken antwoord op de vraag `hoe doe ik er toe?’. Dat is natuurlijk prachtig, maar de keerzijde is dat er een bepaalde houvast wordt gemist. Waar de oudere generaties soms meer hangen aan traditie en bestaande structuren, komt dat bij hen juist meer op de achtergrond te staan. Dit veroorzaakt een bepaalde spanning in onzekerheid bij de jongeren en dus verlangen naar bevestiging en doorleefdheid van het geloof. Daarnaast zie ik dat `leuk’ een relevant criterium is geworden. Is een preek of een lied niet leuk, dan is het niet goed.”

Hoe gaat u daar mee om?

“Onlangs las ik in het ND de uitspraak dat bekering en geloven niet altijd vreugde hoeven te betekenen. De essentie van geloven is dat het een blijvende zoektocht naar een relatie met God, elkaar en onszelf is.

Ik ben opgegroeid in Pretoria, Zuid-Afrika, en toen ik naar Nederland kwam, was ik op de een of andere manier ook een vreemdeling. De bestaande omgeving met vertrouwde kaders had ik achtergelaten en ik moest hier opnieuw mijn plek vinden. Dat was spannend en niet altijd even leuk. In die zoektocht herken ik de generatie jongeren die ik vandaag tegenkom en daardoor kan ik beter met hen optrekken. Soms ook uitdagen.

Onlangs heb ik met een groep jongeren uit mijn gemeente in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar voor de tweede keer een diaconale reis gemaakt. Samen zijn we iets gaan doen voor anderen die het minder goed hebben. Vooraf heb ik hen de vraag gesteld: `wat ga je daar halen?’. Dat was voor hen een verrassende vraag die hen dwong om uit de vanzelfsprekendheid van `ik geloof wat mijn ouders geloven’ te stappen en te beseffen dat arme mensen hen veel te bieden en leren hebben. Ze leren zo bewust te ontvangen terwijl ze geven. Wederkerigheid is belangrijk.

Kijk, ouders hebben een belangrijke rol bij de geloofsopvoeding, zij kunnen dat initiëren. Maar in de adolescentiefase staan zij vaak `te dichtbij’ terwijl de jongeren juist iets meer afstand zoeken. Overigens ken ik gelukkig ook verhalen van situaties waar in gezinnen heel prachtige gesprekken over persoonlijke zaken blijven plaatsvinden. Maar het is vaak de confrontatie met de wereld, zowel gelovig als niet gelovig, die hen verder helpt in hun zoektocht.”

Welke rol speelt de kerk in die zoektocht?

“Laat ik vanuit onze ervaring spreken. Als kerk hebben wij erg ingezet op jeugdwerk. Al vanaf de peuterleeftijd hebben de kinderen een eigen programma en worden ze betrokken in de diensten. Met de oudere jeugd doen we daarnaast bijvoorbeeld diaconale projecten en krijgen ze ook structureel catechisatie door de week. Daarmee proberen wij bij te dragen aan de geloofsopvoeding.

Maar in het confronteren met de wereld is er een bepaalde moeite, ook bij mijzelf. De wereld praat heel hard over bepaalde onderwerpen, maar de kerk praat niet mee. Er zijn issues waar je niet makkelijk over preekt; het is onuitgesproken not-done om het daarover te hebben. In het persoonlijk contact is dat makkelijker.

Als ik in gesprek ga met jongeren over bijvoorbeeld seksualiteit, dan blijkt de argumentatie bij hen vaak op bepaalde aannames of een gevoel gefundeerd te zijn in plaats van de Bijbel. De Bijbelkennis is verslechterd en ook daarmee zijn voor hen bepaalde kaders en richtlijnen weggevallen. In dat spanningsveld begeeft de kerk zich en daar ligt dus een duidelijke opdracht voor ons.

Maar heel eerlijk: daarbij heb ik soms ook het idee dat ik als dominee niet voldoende in de wereld leef. Ik hoor veel, lees veel en zie veel van wat er in de wereld gebeurt, maar mijn werkomgeving is en mijn contacten zijn vooral de mensen van mijn gemeente. De gemeenteleden worden ‘s maandags weer geconfronteerd met het feit dat zij de enige christen zijn op hun werkplek. Voor mij als dominee is het een goede uitdaging hen hierin vanuit het Woord te vormen en te voeden om daar Gods getuigen en beelddragers te zijn.”

Welke rol speelt de EH?

“De aloude, veilige triangel van een christelijke school, kerk en gezin bestaat niet meer. Jongeren groeien op in een wereld die steeds harder een ander geluid dan de Bijbel laat horen. Het is steeds lastiger om onze roeping gestalte te geven; om het geloof in praktijk te brengen.

Woord en daad worden vaak als losse zaken gezien, maar het één bevestigt het ander. Er is balans en eenheid tussen die twee. En ik denk dat daarvoor toerusting nodig is. Identiteit gaat aan je opdracht, aan je roeping vooraf en dat is exact waar de EH mee bezig is: identiteitsvorming die essentieel is en jongeren weerbaar maakt om als christen in deze wereld te staan. Dit helpt hun zekerheid te vormen die ze nodig hebben.

Ik merk het aan jongeren wanneer zij de EH hebben gedaan. Ze staan steviger in hun schoenen, zijn evenwichtiger, durven een standpunt in te nemen en de gesprekken gaan vaak wat dieper. Als ik in mijn omgeving kijk, dan zijn zij juist vaak de smaakmakers en daarmee voegen ze iets toe.

De intensieve, persoonlijke verdieping die de EH biedt, dat krijgt de kerk niet voor elkaar. De tijd en middelen hebben wij simpelweg niet tot onze beschikking en daarmee is de school zeer waardevol.”

Welke rol kan de kerk voor de EH betekenen?

“De kerk zou bijvoorbeeld op een frequente basis iemand van de EH kunnen uitnodigen om een avond van de gezamenlijke catechese- of jeugdgroepen aan te bieden. Laat de jongeren -en ouders- daar maar eens proeven wat de EH te bieden heeft. Niet alleen een overzicht aan onderwerpen, maar schets een plaatje van hoe de EH een jongere wil helpen. En geef ruimte aan getuigenissen van jongeren die de EH hebben gedaan. Geef ruimte aan de missie van de EH, laat de gemeente de ‘droom’ zien.”

(Nieuwsbrief Evangelische Hogeschool, Amersfoort, april 2019)